Het energielabel van een auto is een etiket dat inzicht geeft in de relatieve zuinigheid van het specifieke model vergeleken met andere auto’s uit dezelfde klasse. Er zijn zeven energielabels (A t/m G) met ieder een eigen kleur, oplopend van het donkergroene A-label voor de zuinigste auto’s tot het rode G-label voor de onzuinigste auto’s.
Dit systeem van energielabels werd in 2001 ingevoerd in de Europese Unie en is sindsdien verplicht voor alle nieuwe auto’s die in Nederland worden verkocht. De labels zijn bedoeld om consumenten in één oogopslag een idee te geven van hoe zuinig of onzuinig een auto ongeveer is. Het werkelijke verbruik in cijfers zegt de meeste autokopers niet zo veel en met de energielabels kun je snel en makkelijk vergelijken.
Het is belangrijk om te weten dat het energielabel alleen iets zegt over het energieverbruik van de auto vergeleken met auto’s van vergelijkbaar formaat. Voor de bepaling van het energielabel worden auto’s namelijk ingedeeld in drie categorieën: compact, middel en groot. Alleen auto’s uit dezelfde categorie worden onderling vergeleken. Daarbij wordt de officiële, eveneens verplichte WLTP-meting voor verbruik en uitstoot als uitgangspunt genomen. Hoe zuiniger de auto is ten opzichte van het gemiddelde in zijn categorie, hoe groener het energielabel. En hoe onzuiniger ten opzichte van het gemiddelde, hoe meer de kleur van het label verandert van geel naar rood.
De auto wordt dus niet vergeleken met de zuinigste auto ter wereld of iets dergelijks. Er bestaan dus grote zware auto’s met een groen A-label die in hun categorie weliswaar goed scoren, maar in werkelijkheid onzuiniger zijn dan kleinere auto’s die niet verder komen dan een energielabel D-label. Het energielabel zegt dus niets over het werkelijke verbruik van de auto in de praktijk en dat is iets om rekening mee te houden.
Behalve dat het energielabel niets zegt over het werkelijke verbruik van de auto in de praktijk maar alleen over de score ten opzichte van het gemiddelde in zijn klasse, is er nóg iets om rekening mee te houden. Het energielabel van een auto kan op een later moment namelijk veranderen.
Het energielabel wordt bepaald als de auto nieuw op de markt komt, als de officiële cijfers van het verbruik en de gemiddelde CO2-uitstoot volgens de WLTP worden vastgelegd in het systeem van de RDW. Om de energielabels van alle nieuwe auto’s up-to-date te houden, worden die twee keer per jaar opnieuw berekend op basis van de nieuwste gegevens van de RDW. Gedurende het jaar komen er altijd nieuwe auto’s bij, terwijl er oude verdwijnen en meerdere modellen tussentijds worden verbeterd. Dat betekent dat het gemiddelde verbruik in een categorie na een tussentijdse meting mogelijk naar boven of beneden moet worden bijgesteld.
Dus stel: een auto is bij de marktintroductie 15% zuiniger dan het gemiddelde in zijn klasse. Dit model krijgt dan een energielabel A en trekt daarmee kopers die extra milieubewust zijn. Vervolgens blijkt dat deze auto later in het jaar, door de komst van allerlei nieuwe en vernieuwde modellen in zijn klasse, nog maar 4% zuiniger is dan het gemiddelde in zijn categorie. Bij de volgende tussentijdse meting moet hij zijn A-label dus inleveren en krijgt hij een energielabel C. Dat zou milieubewuste kopers kunnen afschrikken, terwijl we het hebben over exact dezelfde auto met ongewijzigde prestaties.
Daarom hebben energielabels ook geen nut bij occasions. Het energielabel dat ooit bij de nieuwverkoop van de auto werd uitgegeven, zegt niets meer over de huidige situatie. Kijk daarom vooral naar het werkelijke verbruik van een auto in verhouding tot het formaat, gewicht en de prestaties van het model, als dat belangrijk voor je is.
Energielabels voor auto’s zijn niet zinloos. Het is een handig hulpmiddel om in één oogopslag te zien hoe zuinig of onzuinig een nieuwe auto ongeveer is vergeleken met andere auto’s van vergelijkbaar formaat. Maar door de sterke opkomst van zuinige hybrides en uitstootvrije elektrische auto’s moet het systeem op de schop.
Inmiddels is een derde van alle nieuw verkochte personenauto’s volledig elektrisch. Dit heeft een enorme impact op het gemiddelde verbruik in een voertuigcategorie, en dus ook op de bepaling van het energielabel van niet-elektrische auto’s. Daarom overweegt het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat om het systeem te wijzigen en drie energielabels toe te voegen: A+, A++ en A+++. Daarnaast moet bij het energielabel ook ruimte komen om het stroomverbruik van een elektrische auto te vermelden. De manier hoe de energielabels worden berekend blijft verder ongewijzigd.