Lotus Elise

In plaats van technische kennis in nieuwe motoren met veel pk te investeren wilde hij de prestaties van zijn sportauto’s liever vergroten door middel van gewichtsbesparing bij de carrosserieën. Dit deed hij door gebruik te maken van lichte materialen zoals aluminium en koolstofvezelversterkte kunststoffen. Lotus zette daarmee nieuwe trends in de autosport in het algemeen en in de koningsklasse van de Formule 1 en zorgde hiermee voor prestigieuze overwinningen. Ook voor zijn Spartaans uitgeruste roadsters voor op straat koos de oprichter van Lotus voor een bijzondere strategie: tot begin jaren ’70 verkocht hij zijn Lotus Seven als kitcar. Deze kitcars waren vooral interessant voor een klein groepje enthousiastelingen. Het groeipotentieel dat zich met zulke kitcars liet realiseren was dan ook kleiner dan bij de luxer uitgeruste coupés, die Chapman sinds de introductie van de Lotus Elite in 1957 voor een grotere klantenkring in de collectie had. Sinds de jaren ‘70 richtte Lotus zich daarom op de productie van luxe sportauto’s die in een kleine oplage geproduceerd werden en op de productie van klassieke Britse roadsters. Zijn economische onafhankelijkheid kon de Britse fabrikant daarmee echter niet behouden. Na de verkoop aan het GM-concern in 1986 en een intermezzo als merk van Bugatti nam de Maleisische autofabrikant Proton in 1996 het roer over bij Lotus en bracht nieuwe modelseries van coupés en roadsters op de markt.

De historische coupés, sedans en roadsters van Lotus

Naast de als kitcar verkochte roadster Lotus Seven, die van 1957 tot 1972 door Lotus geproduceerd werd, bracht de Britse fabrikant met de Lotus Elite in 1957 zijn eerste coupé op de markt. De tweezitter uit glasvezelmaterialen woog amper 500 kilogram, typisch voor Lotus. Om een maximumsnelheid van circa 180 km/u te behalen had de lichtgewicht auto genoeg aan een motor met 55 kW (75 pk). De Lotus Elan, die van 1962 tot 1975 bijna 10.000 keer geproduceerd werd, werd een van de grootste marktsuccessen. Deze was als roadster en als coupé met twee of vier zitplaatsen verkrijgbaar. In 1966 presenteerde de sportautofabrikant met de coupé Lotus Europa zijn eerste middenmotor-model. Vervolgens brachten de Britten in 1974 de zustermodellen Lotus Elite (de eerste sedan van Lotus) en de daarop gebaseerde coupé Lotus Eclat op de markt in een voor Lotus nieuw hatchback design. De opvolger hiervan werd van 1984 tot 1992 onder de naam Lotus Excel aangeboden. Tot één van de bekendste en langst geproduceerde modelseries hoorde de van 1976 tot 2003 geproduceerde Lotus Esprit, die in de topversie met V8-midenmotor een prestatievermogen had van 260 kW (354 pk).

De nieuwere modelseries van het merk Lotus

Terwijl de Lotus Esprit onder regie van de wisselende eigenaars van het merk verder geproduceerd werd in het luxesegment, zou de productie onder regie van General Motors zich op middellange termijn meer op het segment van de voordelige roadsters richten. Als eerste model dat uit de nieuwe ondernemingspolitiek ontstaan was kwam in 1989 de Lotus Elan met middenmotor op de markt. Deze werd in 1996 afgelost door de Lotus Elise. Vervolgens presenteerden de Britten in 2000 onder de nieuwe eigenaar Proton de tweede generatie van de Lotus Elise, waarbij in hetzelfde jaar ook nog het zustermodel Lotus Exige aan de collectie werd toegevoegd. De modelserie werd in 2006 ook nog uitgebreid met de coupé Lotus Europa S. In 2009 presenteerde de sportautofabrikant met de Lotus Evora een nieuw ontwikkeld model in de traditie van de Gran Turismo’s die als sportcoupé met vier zitplaatsen het merk Lotus weer in het segment van de luxe voertuigen moest positioneren.